4 mei Vrouwen 2016
Graag gedenk ik de positieve instelling van mijn moeder Fransiska Hunter tijdens de Jappenkampen in Indonesië. Ja Jappenkampen. Wellicht weet je het wel, maar het wordt wel eens vergeten, dat sommigen zoals mijn moeder tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar ook daarna terug, in het kamp, geweest zijn.
De nadruk ligt bij het tweede verblijf in het kamp en daarna. Zij was een vrije ziel die zich niet in hokjes liet duwen, niet omdat haar intellect dat vereiste, maar omdat ze niet anders kon.
Ivm met haar werk en dat van haar man, de heer Eilers – het werk bestond uit de gas- en de elektriciteitsvoorziening in Jakarta op het eiland Java in Indonesië, bleven zij vrij lang uit het kamp en konden zij op hun wijze nog iets voor het verzet doen. Eenmaal in het kamp ontdekte mijn moeder, dat Eilers ziek was geworden. Het lukte haar om terug naar huis te keren, een matras op te halen en op haar rug deze matras naar zijn kamp te brengen. Onderweg kwam ze nog een dode man tegen met een revolver, dacht erover om die revolver mee te nemen, maar door angst voor lijkengif, liet ze het toch maar liggen – Dit als illustratie van een moedige vrouw.
Na de capitulatie van de Japanners gingen zij vrij naar huis terug. In de tussentijd waren de vrijheidsstrijders voor een onafhankelijk Indonesië een geduchte kracht geworden. Maar ook de gewone mens in de straat moest niets van die teruggekeerde Nederlanders en Indische Nederlanders weten – Indische Nederlanders zijn nazaten van Nederlanders die lokaal trouwden en generaties lang in Indonesië verbleven.
Het werd behoorlijk onveilig. Sommigen werden zelfs door hun voormalig personeel gedood. Wat te doen als kleine groep omringd door onzekerheid? Wie wel , wie niet te vertrouwen? De oplossing:
Terug naar het kamp met de voormalige Japanse kampbeheerders als beschermers tegen het volk van buiten. Zo gebeurde het, dat mijn moeder voor de tweede keer het kamp inging. De situatie zo totaal anders dan daarvoor gaf nu ruimte voor andere verhoudingen. Met (1) van die Japanners kon ze het goed vinden. En op een dag vertelde hij haar, dat hij naar een dorp moest, waar veel van de – in de ogen van de Nederlanders – rebellen zaten (en in de ogen van de inheemsen : vrijheidsstrijders.) Mijn intuïtieve moeder zei: “Ga niet, ik heb er niet zo’n goed gevoel bij.” De Japanner zei: “Ik ook niet, maar ik kan niet anders.” Hij is inderdaad niet meer teruggekomen en liet vrouw en kinderen achter. ….
Hierbij zou ik het kunnen laten.
Overigens kwamen mijn moeder en haar man ook heelhuids uit dit kamp.
Maar later, nog steeds getrouwd met Eilers, kwam mijn moeder haar grote jeugdliefde tegen. Zij had inmiddels een baantje in het Nederlandse leger gehad. Hij echter, was nu een belangrijke Indonesische strijder en arts bij dat Indonesische verzet, zo’n rebel. De liefde bloeide desalniettemin weer op. En als er door de rebellen een aanslag zou worden gepleegd werd ze gewaarschuwd met een : “Ik kan vandaag niet naar de bioscoop” en zoals ik al meldde de liefde bloeide en hier sta ik ….. als bewijs van hun liefde……
Politieke haat veranderd in liefde.