| Samenvatting: | Op 9 augustus 1981 ontsnapte Alan Reeve uit de Broadmoor-gevangenis in Engeland. Op 6 augustus 1982 schoot hij in Amsterdam, toen hij werd achtervolgd, een politieagent dood. In de periode die daartussen lag schreef hij dit boek. Het gaat over zijn leven, dat zich vanaf zijn dertiende jaar afspeelde in tehuizen en gevangenissen. Het gaat ook over zijn ideeën over menselijkheid, en de manier waarop die onderdrukt wordt. En het gaat over zijn politieke ideeën die hieruit voortkomen. Het laat zien hoe het proces zich voltrekt waardoor de jongen uiteindelijk het stempel op zich krijgt van gevaarlijke krimineel. Als toeschouwer kijk je met verbijstering naar deze ongelijke strijd: lichamelijk en psychisch geweld van politieagenten en bewakers, maar vooral het feit dat de uit onbegrip genomen maatregelen tegen hem door de verantwoordelijke justitiële vertegenwoordigers van de staat voorspelbaar het tegendeel bereiken van wat ze beoogden. Uit dit verhaal blijkt glashelder hoe zinloos, en bovendien hoe laf, straf in Alans situatie heeft gewerkt; zij heeft het geweld juist opgeroepen: zonder de Britse justitie zou Alan geen moord hebben gepleegd. Dat staat voor ons vast. Zonder de individuele verantwoordelijkheid van Alan (waarover hij zelf in z'n boek een aantal dingen zegt) te willen negeren, vinden we, dat ook de dood van de Amsterdamse politieagent het gevolg is van een onmenselijk toegepast strafsysteem.  |