| Samenvatting: | Op welke manier gaven opeenvolgende Nederlandse regeringen in het recente verleden uitvoering aan het N.A.V.O lidmaatschap van ons land? Het verschaffen van meer duidelijkheid hierover vormt het doel van deze studie. In het boek wordt ingegaan op de plaats van de N.A.V.O. In de naoorlogse buitenlandse politiek van Nederland en op bepaalde vooronderstellingen, die aan het denken van de Nederlandse beleidsvormers over vrede en veiligheid tot grondslag hebben gelegen. Verder komen probleemgebieden aan de orde als de nucleaire verantwoordelijkheid in het Atlantisch Bondgenootschap, de toenadering tussen Oost en West en de militaite lastenverdeling tussen Noord-Amerika en West-Europa. In het laatste gedeelte probeert de auteur de rol van Nederland te bepalen in het licht van bestaande ideeën over het gedrag van kleine staten in de internationle politiek. Het is hier dat het concept van de trouwe bondgenoot ten tonele wordt gevoerd.
De studie ontleent haar belang niet alleen aan de grote actualiteit van het hoofdthema en de zeer brandende problemen die worden beschreven, maar ook aan het materiaal waarop zij is gebaseerd. Behalve uit schriftelijke bronnen, zijn de onderzoeksgegevens namelijk geput uit de resultaten van door de schrijver met (ex-)bewindslieden, diplomaten en hoge ambtenaren gevoerde vraaggesprekken.
  |
| Trefwoorden: | bondgenoot, Nederland, het Atlantisch Bondgenootschap 1960-1971, NAVO, Sovjet Unie, West Europa, Verenigde Staten, politiek, militarisme, nucleaire verantwoordleijkheid, Atheense richtlijnen, multilaterale kernstrijdmacht, Nucleaire Planning Groep, Oost Europa, België, minister Luns, defensielasten,   |